16/12/2022

Gender verwarring 3 (Metafysica)



In deel 1 worden de drie aspecten uitgelegd die betrekking hebben op de gender thematiek. In deel 2 komt de achterliggende agenda uitgebreid aan bod in 11 punten. In dit deel volgt een metafysische kijk op genderdysforie gebaseerd op antroposofische inzichten. Graag 2 opmerkingen vooraf. Er zijn nog andere spirituele gezichtspunten over dit thema die hier niet aan bod komen. En échte genderdysforie is een zeldzame aandoening. Bij veel transgenders is geen sprake van (medisch/spirituele) dysforie (als geslachtelijke disconnectie), maar eerder van mentale constructies, een zoektocht naar een eigen identiteit, ego overtuigingen en de woke beïnvloeding en programmering die via social media en entertainment het bewustzijn binnenkomt.

Wie ben ik?

Het is de grote filosofische en spirituele vraag die de mensheid zich al eeuwen stelt. Het stond zelfs gebeiteld op de tempel van Apollo in Delphi: 'Ken Uzelf'. Om het antwoord te vinden is vaak een lange zoektocht nodig, die diep in het innerlijke wezen plaatsvindt. Het lijkt erop dat niet enkel de jongeren, maar de hele mensheid momenteel in een zware identiteitscrisis zitten. Velen zijn de verbinding met hun essentie kwijt, zelfs de verbinding met hun lichaam wat bij sommigen blijkbaar niet langer compleet en correct voelt. Maar welke identiteit je ook aanneemt en welk gender je ook kiest, het is niet wie je écht bent, het is slechts een rol die je opneemt en uitleeft, een verhaal en ervaring in de mind. Elke identiteit betekent een begrenzing van de oneindige vrijheid die je werkelijk bent. Wat je bent, is de aanwezigheid / bewustzijn (Ik Ben) waar lichaam, ziel, ego, genderidentiteit en mind in verschijnen en verdwijnen. Het gender thema hangt dus ook nauw samen met een bijkomende vraag: wat is in feite een mens? En waarom zijn er 2 geslachten? Volgens theosofen en antroposofen was de mens ooit ongeslachtelijk (het Hyperborea tijdvak) en later androgyn (het Lemurië tijdvak) en nog later kwam de geslachtelijke voortplanting (Het Atlantis tijdvak). In de toekomst wordt de mens opnieuw androgyn (althans volgens Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie).

Hier zijn enkele boeiende vragen. Waarom zou een ziel kiezen om geboren te worden met het gevoel in een verkeerd lichaam te zitten? En is dit verhaal dan aangepraat of echt? Heeft de ziel een 'fout' gemaakt? Of heeft het te maken met een reïncarnatie die anders verloopt dan voorzien? Bijvoorbeeld te vroeg na het vorige leven waardoor de identificatie met het vorige (en tegenovergestelde) geslacht te sterk is. Of kon men het juiste lichaam/ouders niet vinden vanwege abortus of onvruchtbaarheid bij de ouders of nog iets anders waardoor men een nieuw ouderpaar/lichaam diende te zoeken. En moeten er echt lichaamsdelen verdwijnen en aanpassingen gebeuren om innerlijke vrede en vreugde te vinden? Wat betekent het om jezelf niet te aanvaarden zoals je bent?

Antroposofie en transgenders

In de occulte wetenschap kent men een uitgebreide kosmologie en antropologie met tijdlijnen die tot diep in het verleden en ver in de toekomst reiken. Sommige van deze bronnen (waaronder de antroposofie van Rudolf Steiner) stellen dat in een ver vervlogen tijdperk (Hyperborea) alle mensen van hetzelfde geslacht waren (hermafrodiet) en dat het mensenrijk zich pas in de Lemurische tijd in twee verschillende geslachten verdeelde. Voor die tijd waren beide geslachten ongedifferentieerd en gebeurde de voortplanting aseksueel (zonder lichamelijke seks), vergelijkbaar met het voortplantingsproces van planten. Daarom zien we op oude kunstobjecten de hermafrodieten vaak nog afgebeeld met plantaardige voortplantingsorganen. Het zou ook de reden zijn voor de aanwezigheid van het symbolische 'vijgenblad' bij Adam en Eva in de tuin van Eden.

De verdeling in 2 seksen tijdens het Lemurische tijdvak bracht een nieuwe impuls voor de individualisering van de mens. De evolutie van het binaire systeem (man en vrouw), betoogt Steiner, maakt het de mens mogelijk individualiteit te ontwikkelen. Filosofisch gezien is twee oneindig veel meer dan één. Twee creëert dualiteit, en maakt de ervaring van zelf én ander mogelijk. Op biologisch niveau maakt seksuele voortplanting bovendien oneindige combinaties van individuen mogelijk, terwijl aseksuele voortplanting tot klonen leidt. Die grote polariteit tussen de twee menselijke geslachten draagt ook aanzienlijk bij tot de ontwikkeling van zelfbewustzijn en individuele ervaring. Onze individualiteit komt des te sterker naar voren door psychologische en lichamelijke ontmoetingen met de andere pool.

Steiner suggereert ook dat de mensheid nog verder zal evolueren qua geslacht (sekse). De mensheidsevolutie is nog lang niet klaar. Volgens Steiner zal de mens het geslacht in zichzelf 'overwinnen' en uiteindelijk evolueren naar het niveau van Geestelijke Mens (Atman), die voorbij het geslacht en het persoonlijke uitstijgt naar het zuiver menselijke. Die evolutie speelt zich trouwens af over enorm lange tijdperken. De mens was dus ooit aseksueel en hermafrodiet en wordt dat opnieuw, maar dan op een hoger niveau. De tussenstap van 2 geslachten was en is nodig om de individualisering en diversiteit een impuls te geven.

Steiner legt uit dat het geslacht - en de evolutie daarvan in de geschiedenis van de mens - onlosmakelijk verbonden is met de geestelijke vooruitgang van de mens. Aanvankelijk tweeslachtig, hielp de ontwikkeling van het geslacht de mens naar individualiteit, opdat hij zichzelf en de ander kon ervaren. In de huidige tijd, waarin we afstappen van het binaire genderkader (man/vrouw), gaan we naar een grotere individuele vrijheid en naar een begrip van een niet-geslachtelijke, universele menselijke ervaring. In de toekomst zal geslacht een betwistbaar punt worden, fysiek, sociaal en spiritueel: 'menselijke wezens zullen datgene vinden wat de seksen overstijgt, dan zal deze kwestie zijn opgelost', aldus Steiner 100 jaar geleden toen hij geconfronteerd werd met de genderproblematiek uit zijn tijd (vrouwenstemrecht en gemengde scholen). We merken in onze tijd dat ook de transhumanisten een evolutie richting een aseksuele en androgyne mens (hermafrodiet) voorstaan. Maar dit gebeurt op een geforceerde en onnatuurlijke manier alsof men de evolutie kunstmatig wil versnellen en het spirituele aspect daarbij negeert (wat een typische ingreep is van Ahriman, één van de tegenkrachten).



Nog volgens Steiner zijn kinderen niet-geslachtelijk tot hun zevende levensjaar (tandenwisseling). Tot aan die tijd behoudt het kind een meer algemeen menselijk karakter, nog niet verdeeld in geslachten. Pas vanaf de tweede zevenjarige ontwikkelingsfase (7 tot 14 jaar) ontwikkelt de mens het geslacht. Deze fysieke verandering is noodzakelijk voor spirituele vooruitgang en is een weerspiegeling van en een herinnering aan de overgang van hermafrodiet naar twee afzonderlijke geslachten, zoals dat ook ooit in de evolutie plaatsvond. Wanneer de opgroeiende jongere de puberteit bereikt en de geslachtskenmerken prominent worden, evolueert hij naar een eigen individualiteit, en ontwikkelt hij tegelijkertijd het vermogen om de ander te zien en de mensheid als geheel te begrijpen.

Dit betekent evenwel dat men kinderen jonger dan 7 jaar helemaal niet moet of mag confronteren met de genderthematiek. Het kind vragen om zijn of haar genderidentiteit in vraag te stellen, te bespreken of te analyseren, zorgt voor onnodige verwarring of zelfs angst. Steiner stelt dat seksuele voorlichting, seksualiteit, en erotiek niet op de lagere school moet worden besproken. Hij meent dat deze onderwerpen 'onder de oppervlakte van het bewuste leven liggen' en geen onderwerp zijn voor de lagere klassen. Verder zegt hij: 'de slechtst mogelijke manier om met seksuele impulsen om te gaan is om veel over deze dingen te praten, vooral met de kinderen zelf, en hen allerlei theoretische ideeën in het hoofd te stoppen'. Wat opvoeders moeten doen, aldus Steiner, is een gevoel voor schoonheid opwekken in het kind op jonge leeftijd. Hij schrijft: 'wanneer je kinderen ertoe brengt de schoonheid en de glorie van zonsopgang en zonsondergang te voelen, gevoelig te zijn voor de schoonheid van bloemen en voor de majesteit van donder en bliksem, wanneer je, kortom, in hen de esthetische zin ontwikkelt, doe je veel meer voor hen dan wanneer je hen de seksuele opvoeding zou geven die nu gebruikelijk is geworden in de klassen, om kinderen op de vroegste leeftijd seksuele voorlichting te geven en dit vaak tot in het absurde door te voeren. Gevoel voor schoonheid, een esthetische benadering van de wereld - dat zijn de dingen die de erotiek binnen de juiste grenzen houden'. Dit schreef hij 100 jaar geleden al, toen er nog geen sprake was van transseksuelen in de kleuterklas.

Hij stelt: 'het doel of het gewenste resultaat van een programma over het onderwijs van de menselijke seksualiteit, gezien vanuit een spiritueel perspectief, is te komen tot een begrip van de mens als een geheel mens. Dit gaat veel verder dan alleen het omarmen van beide geslachten in zichzelf tot het overwegen van het veel grotere vraagstuk van de mens als microkosmos van de gehele macrokosmos'.

Steiner merkt op: 'het vermogen tot liefde, geboren tijdens de seksuele volwassenheid, omvat alles binnen het hele kompas van de adolescent. De liefde tussen de seksen is slechts één specifiek beperkt aspect van de liefde in de wereld. Alleen door de menselijke liefde in dit licht te zien kan men haar juist begrijpen, en dan begrijpt men ook haar taak in de wereld. Lichamelijk wordt hij met de puberteit in staat zich voort te planten. Geestelijk wordt hij in staat de mensheid als totaliteit te ervaren'.

Hoewel deze passage geslacht en seksualiteit wat door elkaar haalt, blijft het algemene punt relevant. In Steiners tijd, met de toen geldende opvatting van de menselijke ontwikkeling als geslachtsgebonden en heteroseksueel, betekende het bereiken van de puberteit en het man of vrouw worden een stap naar individualisering, een verhoogd bewustzijn van het andere geslacht, en bijgevolg een groter bewustzijn van de mensheid als geheel. Tegenwoordig zien we zowel gender als seksualiteit in een breder spectrum, maar hetzelfde geldt: de adolescent stapt in zijn of haar eigen genderidentiteit en seksualiteit en herkent met verhoogd bewustzijn de genderidentiteit en seksualiteit van anderen. Hierdoor ontdekt hij of zij waarheden over diversiteit en universaliteit binnen de menselijke ervaring.



De antroposofie biedt ook een aantal inzichten over het geslacht en de viervoudige aard van de mens (fysiek lichaam, etherlichaam, astraal lichaam en ik). Het geslacht van het fysieke lichaam is relatief eenvoudig vast te stellen: in de meeste gevallen worden mensen bij de geboorte fysiek geïdentificeerd als man of vrouw, gebaseerd op de anatomie. Intrigerend genoeg beweert Steiner dat het etherlichaam van een mens het tegenovergestelde geslacht heeft als het fysieke lichaam. Dat wil zeggen, het etherlichaam van een man is vrouwelijk, en het etherlichaam van een vrouw is mannelijk. (Het etherlichaam is een fijnstoffelijk lichaam wat vorm en levenskracht geeft aan het fysieke lichaam). Zo houden het fysieke en het etherische lichaam elkaar in evenwicht. Zie voor een uitleg over de verschillende wezensdelen van de mens onder het hoofdstuk: de Rozenkruisers tijdlijn.

Hoewel het astrale lichaam en het ego lichaam (ik) niet geslachtsgebonden zijn, suggereert Michaela Glöckler dat het functioneren van het astrale lichaam aanzienlijk wordt beïnvloed door het geslacht. In haar essay 'Sex and Destiny: Guideposts on the Path to Homosexuality and Heterosexuality' biedt Glöckler een zeer grondige studie over de rol van het geslacht in relatie tot het fysieke, etherische en astrale lichaam. Zij merkt op dat op het fysieke niveau, de mannelijke lichamen een naar buiten gericht gebaar hebben. Mannen hebben bijvoorbeeld een meer resonante stem, door dikkere stembanden; ze hebben meer lichaamshaar dat naar buiten steekt; hun voortplantingsdelen bevinden zich buiten het lichaam; sperma wordt uitgescheiden. Omgekeerd hebben vrouwelijke lichamen een meer naar binnen gericht gebaar: ze zijn over het algemeen ronder; de voortplantingsdelen bevinden zich in het lichaam; de eicel blijft in het lichaam, en lost op als hij niet tijdig wordt bevrucht. Deze naar buiten en naar binnen gerichte gebaren nemen de tegenovergestelde vorm aan in het etherlichaam. Dit is te zien in de levenskrachten, met name de denkkrachten. Om het eenvoudig te zeggen: mannen zijn meer geneigd tot een naar binnen gericht gebaar in hun denkkrachten. Mannen houden vaker hun gedachten voor zichzelf en denken op een meer rustige en systematische manier. De denkkrachten van vrouwen kunnen daarentegen flexibeler, spontaner, reactiever en zelfs 'ejaculerend' zijn.

Glöckler maakt ook verschillende belangrijke opmerkingen over het effect van het geslacht op iemands astrale constitutie. Op astraal niveau wijzen een grotere spierkracht en mobiliteit, meer lichaamsbeharing en diepere stemmen erop dat het astrale lichaam bij mannen dieper in de fysiek-etherische constitutie incarneert dan bij vrouwen. Dit betekent dat de verbinding van het astrale lichaam van een vrouw met haar denken levendiger en onafhankelijker van het lichaam is. Het gedachteleven van een man is daarentegen minder astraal doordrongen en daardoor abstracter, waardoor de emotionele reacties van mannen, hoewel misschien meer libidinaal (qua geslachtsdrift, seksuele begeerte), minder verbaal zijn. Het is voor mannen makkelijker zich innerlijk van hun problemen te distantiëren en zich aan routinetaken te wijden. Vrouwen daarentegen kunnen het heel moeilijk vinden om te stoppen met nadenken over emotionele kwesties. Tot zover Michaela Glöckler.

Het beeld dat de antroposofie geeft, is er een waarin geslacht en gender op een zeer geraffineerde manier werken en niet alleen het fysieke lichaam, maar ook het etherische en het astrale lichaam beïnvloeden. Als we geslacht zien als een complexe kracht die de vier lichamen van de mens verenigt en in evenwicht houdt, beginnen we te begrijpen waarom transseksuelen zo'n diep gevoel van dysforie ervaren, dat verder gaat dan het fysieke lichaam en ook de levenskrachten en de zielskrachten beïnvloedt.

Bij een 'normale' incarnatie is er een complementariteit (aanvulling) van geslacht tussen de ziel (astraal/etherlichaam) en het lichaam. Maar het is wellicht mogelijk dat dit evenwicht op de een of andere manier anders is bij een transgender, wat dan leidt tot diepgaande gevoelens van ontevredenheid met het leven en in het bijzonder met genderrollen. Bijvoorbeeld wanneer iemand geboren wordt (geïncarneerd is) met een etherlichaam en een fysiek lichaam van hetzelfde geslacht. Aangezien het quasi onmogelijk is om het geslacht van het etherlichaam te veranderen, wordt de transseksuele persoon geen andere keuze gelaten dan het fysieke lichaam te veranderen om het gevoel van genderevenwicht tussen het fysieke en het etherlichaam te herstellen.

Steiner beweert dat reïncarnatie niet mogelijk was totdat dualiteit op Aarde was ingeburgerd. Met slechts één type mens was reïncarnatie minder zinvol, het was niet mogelijk om naar de Aarde terug te keren en een andere ervaring op te doen (qua geslacht en seksuele expressie). In de huidige fase der menselijke evolutie, incarneren we afwisselend als man en vrouw, wat de mens in staat stelt te werken aan een groter begrip van de menselijke ervaring in het algemeen en te streven naar steeds grotere perfectie en waarheid.

Voor de geboorte (incarnatie in een fysiek lichaam) beslissen we over de omstandigheden die we tijdens het leven moeten overwinnen. Volgens Peter Selg (Unbornness) worden voor de geboorte complexe en zelfs harde biografieën opgesteld, inclusief talloze omstandigheden van ziekte, zodat iets wezenlijks kan worden verdragen en overwonnen. Vanuit dit gezichtspunt is het duidelijk dat incarneren in het fysiek-etherische lichaam van een transgender persoon een waardevolle uitdaging voor zichzelf zou kunnen zijn. De genderdysforie die transgenders ervaren, vereisen dat mensen worstelen met hun fysieke, etherische en zielskrachten om intern evenwicht te vinden. Bovendien is volgens Steiner het eigenlijke doel van gender het begrijpen van het zelf, van de ander, en uiteindelijk van de universele mens, die gender overstijgt. Transgender mensen zijn bijzonder goed gepositioneerd om deze uitdaging aan te gaan, en de mensheid vooruit te helpen op dit pad. Incarneren met een transgender ervaring vereist dat iemand uitgebreid onderzoek doet naar zowel vrouwelijkheid als mannelijkheid, en verder de sociale en culturele vooroordelen met betrekking tot gender herkent, en pleit voor veranderingen die een grotere individuele vrijheid mogelijk maken, ongeacht het geslacht en het gender.



Tips voor opvoeders

Hoe kunnen leerkrachten omgaan met transgenders in de klas? Ten eerste dienen we rekening te houden met Steiners bewering dat kinderen geslachtloos zijn tot de tandenwisseling. Genderthematiek en seksuele voorlichting kunnen pas na het zevende levensjaar (eventueel) geïntroduceerd worden thuis en in de klas. Voor die tijd zorgt het alleen maar voor verwarring. Zowel bij de opvoeding door de ouders, als in de klaslokalen, als in het gedrag tegenover de kinderen dienen we ernaar streven geen onderscheid te maken tussen jongens- en meisjeskinderen tot minstens zeven jaar. Tot die tijd kunnen beide geslachten dezelfde vaardigheden leren: jongens kunnen leren breien en weven, meisjes motoren bouwen en het land in kaart brengen.

Vervolgens mogen we niet vergeten om lichaam, ziel en geest op te voeden. Met betrekking tot het lichaam dienen we de kinderen gezondheid en hygiëne bij te brengen, met speciale aandacht voor degenen die dysforie ervaren ten opzichte van hun fysieke lichaam. Omdat tieners met genderdysforie zich niet verbonden of zelfs afgestoten kunnen voelen door hun eigen lichaam, kunnen zij meer directe instructies nodig hebben over goede lichamelijke verzorging en hygiëne. Daarnaast vormen transgender jongeren een risicogroep als het gaat om zelfbeschadiging en middelenmisbruik. Er is dus degelijke voorlichting nodig over de gevaren van dit gedrag.

Wat de ziel betreft, kunnen we het kind en de jongere onderdompelen in kunst- en natuurervaringen. Daarnaast onderzoeken we het planten- en dierenrijk om veel belangrijke lessen te leren over de natuurlijke veelzijdigheid van geslacht en voortplanting. Dit dient met de grootst mogelijke eerbied te gebeuren. De seksuele voorlichting bij pubers en adolescenten dient een gevoel van eigenwaarde, vertrouwen, zekerheid, betrouwbaarheid, empathie voor anderen en vrijheid van angst te cultiveren. Dezelfde doelen gelden zeker wanneer we kijken naar de gezonde zielsontwikkeling van de transgender leerling. Volgens de antroposofische pedagogie vindt de ontwikkeling van de ziel het meest effectief plaats door  een regelmatige en gedisciplineerde beoefening van de kunsten. Allerlei kunstzinnige activiteiten - van schilderen en beeldhouwen tot drama en paardrijden - zijn absoluut de juiste instrumenten om een standvastige ziel te vormen.

Tenslotte kunnen we ernaar streven de geest op te voeden, door altijd te werken vanuit het geheel en de heelheid te vinden die voortkomt uit oneindige variatie. Dit aspect is wellicht het meest relevant als het gaat om de behoeften van de transgenders, gezien zij vaak worstelen om zich heel en volledig te voelen. Het gevoel onvolledig of misvormd te zijn is het centrale probleem van genderdysforie. Een beeld geven van de mensheid als een groot geheel, waarbinnen we allemaal een klein deel van de volledige menselijke ervaring vertegenwoordigen, kan van grote betekenis zijn voor de transgender. Een sterk intern beeld van heelheid - de heelheid en eenheid van een mensheid die grenzeloze variaties binnen de individuele ervaring omvat - is precies het helende beeld dat jongeren zouden moeten meekrijgen.


Tot slot

Wat is een mens? Wat betekent het om mens te zijn? Wat is het verbindende element in de mensheid wat uitstijgt boven biologische soort, identiteit, lichamelijkheid, gender, persoon of ego? Wat zit er onder al deze opmaak en attributen? Wellicht komen we dan uit op dingen als creativiteit, scheppingskracht, kunst, wijsheid, mededogen, liefde, humor, muziek, vrije wil,... de dingen die ons (kunnen) verbinden. En we kunnen kiezen om te focussen op wat ons als mensheid verbindt, in plaats van ons te richten op wat ons uit elkaar drijft. Teilhard de Chardin zei ooit dat wij in feite spirituele wezens zijn die een tijdelijke menselijke ervaring beleven. En tijdens deze ervaring veranderen we samen het collectieve veld door te werken met de geosfeer (materie), de biosfeer (leven) en de technosfeer (digitale wereld) om te komen tot de noösfeer (het planetaire bewustzijn). Dit bewustzijn omvat iedereen en sluit niemand uit op basis ras, religie, politiek, gender of overtuiging. De mensheid is op een lange weg, de evolutie is nog lang niet ten einde. We zijn amper uit de kinderschoenen, en de grote uitdagingen van deze tijd (technocratie, transhumanisme, genderdysforie, klimaathysterie,...) helpen de mens groeien naar geestelijke volwassenheid en universele waarheid. 

° Gender verwarring 1: Drie aspecten
° Gender verwarring 2: Agenda
° Gender verwarring 3: Metafysica

Anastha Aurora


Shiva and Shakti are indistinguishable.
They are one. They are the universe.
Shiva isn’t masculine. Shakti isn’t feminine.
At the core of their mutual penetration the supreme consciousness opens.

(Daniel Odier)

Geen opmerkingen

Een reactie posten

© Anastha Aurora
Maira Gall