Geboren worden is afscheid nemen van een geestelijk bestaan.
Sterven
is geboren worden tot een geestelijk bestaan.
De dood is niet het einde, dat werd duidelijk uit het vorige bericht: leven na de dood. Maar wat gebeurt er precies tijdens en na het sterven? Daar is heel wat informatie over beschikbaar, zowel over het fysieke proces (het afleggen van het lichaam) als over de spirituele kant (de overgang naar de geestelijke wereld). Is het interessant of noodzakelijk om daar iets over te weten? Toch wel, men kan het vergelijken met iemand die een reis plant naar een onbekende streek of stad. De reiziger bereidt zich voor en zal vooraf allerlei nuttige informatie inwinnen om de reis goed te kunnen organiseren. Net zo kan men zich al tijdens het leven voorbereiden op de dood en het hiernamaals. Bovendien is het leven als geestelijk wezen totaal anders dan de ervaring van een aards leven in een fysiek lichaam, er is een flinke aanpassing vereist aan de nieuwe omstandigheden. Hoe beter men is voorbereid, hoe makkelijker de transitie zal verlopen.
°°° Verlies van eetlust (vanaf zo'n 10 dagen voor het sterven). De stervende dwingen of aanmoedigen om toch te eten is geen goed idee gezien de energie om het voedsel
te verteren ontbreekt en eten/drinken pijnlijk kan zijn.
°°° Grote
vermoeidheid, en steeds meer slapen.
°°° Algemene zwakte en verlies van
energie.
°°° Desoriëntatie, agitatie en verwarring (omdat de organen
minder zuurstof krijgen, waaronder de hersenen). Kan ook te wijten zijn aan
palliatieve medicatie (morfine en andere).
°°° De ademhaling wordt
zwaarder en onregelmatig (soms met lange pauzes). Vaak is er ook een
doodsrochel (omdat er vocht in de longen komt en slikken moeilijk wordt
waardoor vocht in de keel blijft hangen). Extra zuurstof toedienen is
zinloos gezien de longen gebrekkig functioneren. Naarmate de dood nadert,
vertraagt de ademhaling steeds meer en stopt uiteindelijk met een laatste
adem.
°°° De hartslag vertraagt.
°°° Er is gewichtsverlies en de
huid wordt dunner.
°°° Het praten en het sociaal contact verminderen en
vallen weg, er is soms nog een laatste helder moment.
°°° De bloeddruk
wordt lager. De urine en stoelgang veranderen (nieren en darmen stoppen met
werken). Er is ook incontinentie omdat de breinsignalen stoppen die de
ontlasting regelen.
°°° Voeten en enkels zwellen op (omdat de nieren de
vochthuishouding niet langer verzorgen).
°°° Tenen en vingers worden
koud (de bloedcirculatie vertraagt).
°°° Er verschijnen donkere rode en
bruine vlekken op het lichaam, omdat het bloed zich terugtrekt uit de
niet-vitale delen en organen. Daardoor koelt het lichaam af, een extra deken
is nodig om de stervende warm te houden. De vlekken zijn een teken dat de
dood binnen enkele dagen of uren zal plaatsvinden.
°°° Enkele uren voor
de dood verliest men het bewustzijn, er is een zekere kalmte te merken.
°°°
Hallucinaties en visioenen kunnen optreden (ook sterfbed visitaties, zie
dit bericht).
°°° Het hart stopt, en enkele minuten later stopt ook het
brein.
°°° De huid is bleek en wasachtig, de oogleden soms half open,
de pupillen zijn gefixeerd en de mond kan openvallen.
°°° De
lichamelijke dood is ingetreden, maar het levenslichaam en het astraal
lichaam (de ziel) zijn nog steeds bezig met het stervensproces. Het lichaam
wordt nu best gedurende 3 dagen opgebaard en met rust gelaten zodat de ziel
(de fijnstoffelijke wezensdelen) de tijd krijgt om volledig te
excarneren.
°°° Elk stervensproces is uniek, en ook elk leven na de
dood is uniek, net als het leven op Aarde voor iedereen anders en uniek
is.
°°° Het verschil tussen crematie of begraving zit in de snelheid
der ontbinding en de gebruikte elementen. Crematie is ontbinding door vuur
en lucht en duurt 2 uur, begraven is ontbinding door aarde en water en kan
tot 10 jaar duren, voor de beenderen zelfs 100 jaar afhankelijk van de
grondsoort.
Er zijn enkele belangrijke spirituele invalshoeken om de verschillende etappes tijdens het stervensproces te beschrijven. Bekend is uiteraard de visie van de boeddhisten (het Tibetaanse dodenboek) die een uitgebreide kennis bezitten over de stadia tijdens het sterven en de reis door de bardo's. Sogyal Rinpoche schreef een basiswerk waarin de bardo's beschreven staan (Het Tibetaanse boek van leven en sterven). Die bardo's zijn trouwens eerder 'bewustzijnsstaten' en overgangsfases dan werkelijke gebieden. Vergelijkbaar met 'beeld- en klankprojecties' uit de diepste psyche van de mens, die vrijkomen na de dood omdat lichaam en mind (tijd en ruimte) dan 'uiteenvallen'. Ook de Egyptenaren waren goed bekend met de verschillende fases van het stervensproces (het Egyptische dodenboek). Maar in dit bericht volgt een samenvatting uit de esoterische en hermetisch-gnostische tradities die heden ten dage bekend staan als Antroposofie, Theosofie en de Rozenkruisers bewegingen. Dit stemt voor een groot deel overeen met de oorspronkelijke christelijk-mystieke visie op het leven na de dood. Deze visie gaat er van uit dat de Aarde een leerschool is, dat de mens een ontwikkelingsweg gaat en dat diverse geestelijke wezens de mensheid positief bijstaan in haar evolutie. Dit in tegenstelling tot de soul trap theorie die stelt dat de Aarde een gevangenismatrix is die dient om loosh energie te oogsten (zie vorige berichten: Soul Trap en Yaldabaoth). In feite kan men de wederbelichaming (de al dan niet 'verplichte' of automatische terugkeer naar de fysieke Aarde), op verschillende manieren uitleggen.
°°° Volgens de Vedische teksten (zoals de Bhagavad Gita) reïncarneert de
ziel telkens in nieuwe lichamen door begeerte, verlangen en gehechtheid en
onder invloed van de wetten van karma (handelingen die gevolgen hebben,
actie/reactie). Het deel wat incarneert op Aarde is niet het Atman
(Geestmens), maar het
sukshma sharira (astraal lichaam) of
Jivatman. Ontsnappen aan het wiel van Samsara (wedergeboorte), en dus de 'soul trap'
ontwijken, vergt een langdurig proces van meditatie plus een juiste en
strikte levenswijze, zolang tot verlichting (nirvana) en bevrijding (moksha)
zijn bereikt. Eenmaal in dit stadium kan men zelf beslissen om al dan niet
te incarneren in één van de vele werelden. Het hindoeïsme gaat dus uit van
een reïncarnerende 'ziel'. In tegenstelling tot het boeddhisme waar men
uitgaat van ‘niet-zelf’ (Anatta). Er is geen kern, geen ziel, geen
individueel zelf wat telkens opnieuw geboren kan worden. Er is enkel een
samenstelling van grofweg lichaam, gevoelens, gedachten, intenties en
bewustzijn (de zogenaamde
5 khandhas) die uiteenvallen en onder invloed van karma een nieuw bestaan genereren.
Daarom spreekt men binnen het boeddhisme eerder van wedergeboorte in plaats
van reïncarnatie.
°°° Volgens de Antroposofie is reïncarnatie een
universeel principe en volgt de (geestelijke) mens een ontwikkelingspad. Het
Ik (Zelf) van de mens 'creëert' (in samenwerking met de Hiërarchieën)
periodiek een nieuwe ziel en een nieuw lichaam om zo in de stoffelijke
wereld ervaringen op te doen die het onsterfelijke Ik 'vervolmaken'. Bij
elke nieuwe incarnatie drukt het Ik de ervaringen uit vorige levens uit in
ziel en lichaam van de nieuwe incarnatie met de bedoeling het totale
menselijke wezen verder te ontwikkelen. De mens gebruikt de wetten van karma
als een instrument voor zijn vervolmaking. Reïncarnatie en karma zijn dus
middelen om als geestelijk wezen te leren, te groeien en om bepaalde missies
en opdrachten te vervullen. Zo heeft iedereen specifieke doelen,
bestemmingen en taken tijdens het leven. Deze opdrachten en uitdagingen zijn
bij elke reïncarnatie anders, afhankelijk van de ervaringen en lessen die de
ziel heeft opgedaan in vorige levens. Ieder leven is als een nieuwe stap op
een lang spiritueel evolutiepad en een gelegenheid om zich te ontwikkelen en
te groeien. Karma en reïncarnatie dienen niet om te straffen, te belonen of
gevangen te houden maar om de geestelijke mens te laten evolueren, om
bepaalde lessen te leren en om missies te vervullen. Reïncarnatie gaat niet
'eeuwig' door, op een bepaald moment eindigt de huidige aardse 3D vorm van
het menselijke ontwikkelingspad. De ziel heeft dan de aardse lessen geleerd
en haar missies vervuld en kan verdergaan naar een hogere spirituele
dimensie. Reïncarnatie (en de soul trap) 'vermijden' (mocht dit überhaupt
mogelijk zijn), is bij deze visie eigenlijk geen optie, want men ontneemt
zich daardoor de mogelijkheden om typische 3D groei- en leerervaringen op te
doen, waardoor het Ik stagneert en 'achterblijft'.
°°° Een
theorie die al een tijdje opgang maakt, is de
corrupte soul trap
visie. De Aarde zou dan een soort
virtueel/organische simulatie
zijn die gehackt werd en wordt door parasitaire wezens die de wereld als een
energetische voedselboerderij managen, een
piramide van misplaatste macht
en misleiding die draait op propaganda, angst en geweld. Het 'voedsel' wat
de entiteiten gebruiken, bestaat uit energie, gedachten, emoties, geld,
tijd, werkkracht,... kortom de creatieve zielekracht van de mens. De
reïncarnatie technologie dient dan om de zielen hier vast te houden in
onwetendheid en hen uit te buiten. Enkel een soevereine en volledig
wakkere mens kan ontsnappen uit zulk een
gevallen wereld. Dit is het verhaal van de
Archonten
en
Yaldabaoth. Er zijn vele variaties op deze theorie.
°°° Nog een
andere theorie beweert dat de Ene Schepper andere Scheppers met een vrije
wil creëerde (de mensheid) als een expressie van Zichzelf en dat 'we' toen
besloten (uit een soort verveling) om een uiterst moeilijk en uitdagend spel
te creëren en te spelen (Lila, het goddelijke spel). Een 'wat als' spel. Wat als we vergeten wie
we zijn? Wat als we onze oorsprong en ware natuur niet herinneren? Wat als
we het standpunt zouden willen ervaren van fundamenteel afgescheiden en
alleen te zijn? Wat als we zouden willen ervaren om niet-liefde te
zijn, om niet-god te zijn. We gebruikten toen de collectieve
scheppingskracht om een illusoire droomrealiteit te genereren (Maya) om zo dit
'avontuur' en deze droom van onwetendheid te beleven. Maar we raakten steeds
dieper verstrikt en gevangen in de illusie en vinden de uitweg niet meer.
Ook op deze theorie zijn tal van variaties. Dolores Cannon (en de new age
wereld) spreken bijvoorbeeld over
'vrijwilligers'. Op een bepaald moment werd duidelijk dat planeet Aarde en mensheid een
rampzalige toekomst tegemoet gingen en dat de aardse zielen hier vastzaten
in nooit eindigende cycli van onwetendheid en hergeboorte. Er kwam toen een
galactische oproep om de planeet te redden en de mens bij staan in het
'ascensieproces'. Velen gaven gehoor aan de vraag tot hulp en verschillende
golven van vrijwilligers incarneerden op Aarde. Zie ook de Alan Watts video
boven dit hoofdstuk.
Hemelse Hiërarchieën
Rudolf Steiner heeft boeken vol geschreven en vele voordrachten gegeven over
de geestelijke werelden. Hij wijst er telkens op hoe moeilijk het is om
zaken van de geest in aardse taal uit te leggen. De juiste woorden en
begrippen ontbreken om het geestelijke te beschrijven. In plaats van
geestelijke 'wereld', 'dimensie' of 'dichtheid' is het bijvoorbeeld
accurater om te spreken over een bepaalde 'geestestoestand'. Hou er dus
rekening mee dat de beschrijving van het stervensproces hieronder eerder een
grove benadering is en geen accurate weergave van de realiteit.
De dood is als een poort, een overgang naar een 'nieuwe'
bewustzijnstoestand. Het lichaam wordt 'afgelegd' en ziel + geest ervaren nu
een andere staat van bestaan, waarbij de mens een intermediaire fase
doorloopt tussen dood en nieuwe geboorte. Bij de dood komt de mens in een
toestand (omgeving) waarbij hij niet langer de vaste objecten van de fysieke
wereld waarneemt. In plaats van voorwerpen, stenen, planten, dieren,
sterren, enz... waar te nemen, wordt hij zich bewust van spirituele wezens.
Zelfs zijn eigen gedachten manifesteren zich als 'wezens'. Tijd en ruimte
bestaan niet. Op Aarde is men 'begrensd' door de huid en ervaart men
zichzelf als fysiek gescheiden van de 'buitenwereld'. Maar in de spirituele
wereld is er eerder sprake van een vermenging en een wederzijdse
doordringing. Relaties zijn een kwestie van bewustzijn. En hoe groter de
inspanning om kennis van spirituele werkelijkheden te verkrijgen terwijl men
nog op Aarde is, hoe groter het bewustzijn tussen dood en wedergeboorte zal
zijn.
Volgens boeddhisten zullen de meeste mensen de dood
ervaren als een wegzinken in een toestand van vergetelheid aan het eind van
het stervensproces (vergelijkbaar met de diepe droomloze slaap). Enkel wie voldoende
geschoold en getraind is, kan bewust blijven gedurende de intensieve reis
doorheen de
vier bardo's
na de dood (de overgangsfases) of de
zes bardo's
(indien je ook de geboorte en hergeboorte meerekent). En wie erin slaagt
tijdens de verschillende bardo fases zijn ware natuur te herkennen en
te realiseren (de Grond-Luminescentie) wordt bevrijd van het wiel van
Samsara (wedergeboorte). Dit vraagt veel spirituele oefening, voorbereiding
en meditatie tijdens het leven. Voor vrijwel iedereen volgt (bijna
automatisch) een nieuwe geboorte (incarnatie) vanwege de gehechtheid aan een
fysiek bestaan, het verlangen naar zintuigelijke ervaringen, de
gewoontepatronen die ontkiemen en de onwetendheid. Althans volgens de
boeddhisten, maar in dit bericht gaat het dus over de Antroposofische visie.
En Rudolf Steiner schreef wellicht het meest uitgebreide en gedetailleerde
overzicht over de occulte gebeurtenissen tijdens dood en nieuwe geboorte. In
dit bericht volgt slechts een heel rudimentair en minimaal verslag.
De theologie spreekt over het bestaan van hemel en hel, wat het concept van
regio's oproept. De ene is een plaats van eeuwige gelukzaligheid en de
andere van eeuwige kwelling. Zo dramatisch en vastomlijnd is het niet, maar
toch hebben deze ideeën enige rechtvaardiging. Er zijn inderdaad bepaalde
'regio's' waar de gestorven mens 'doorheen gaat', en waarvan sommige
aangenaam en andere onaangenaam kunnen zijn. Deze regio's of sferen liggen
niet ruimtelijk naast elkaar, maar overlappen elkaar in geestelijke zin. Het
zijn spirituele omgevingen, het zijn de 'huizen' van de geestelijke wezens
uit de Hiërarchieën. Johannes 14:
'In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen'. De Hiërarchieën zijn
de hemelse wezens die de schepping en het evolutiepad van de mens
begeleiden, zie
dit bericht
voor een overzicht.
Rudolf Steiner en andere onderzoekers beweren
dat de mens na de dood (en ook tijdens het leven) begeleid wordt door verder
geëvolueerde spirituele wezens, bekend als de
Hiërarchieën
(of de 9 Engelenscharen). De eerste drie Hiërarchieën (Serafijnen,
Cherubijnen en Tronen), zijn niet direct betrokken bij het stervensproces en
de louteringsfase na de dood. Maar de volgende drie Hiërarchieën
(Kyriotetes, Dynameis en Excousiai), spelen wel degelijk een belangrijke
rol. De Kyriotetes (Heerschappijen) zijn verantwoordelijk voor het beheer
van de kosmische ordening en de schepping van het universum. Na de dood
helpen ze de ziel om haar plaats in de kosmos te vinden en om zich voor te
bereiden op haar volgende incarnatie. De Dynameis (Krachten) werken aan het
tot stand brengen van de kosmische wetten die de menselijke evolutie leiden.
Na de dood helpen ze de ziel om de lessen van haar leven te begrijpen en om
haar bewustzijn te verhogen. De Excousiai (Elohim of Machten) zijn
verantwoordelijk voor het bepalen van het individuele karma van elke mens.
Na de dood helpen ze bij de 'beoordeling' van de goede en slechte daden van
de mens en bepalen de consequenties voor de volgende incarnatie. De Archai
(Oerkrachten) zijn verantwoordelijk voor het leiden van de geschiedenis van
de mensheid. Na de dood helpen ze de ziel om haar plaats in de stroom van de
menselijke evolutie te begrijpen. Verder zijn er nog de Archangeloi
(Aartsengelen) en Angeloi (Engelen) als persoonlijke begeleiders van de
mens.
De ervaring tussen dood en wedergeboorte is een 'reis' van de menselijke
geest door de planetaire sferen naar het rijk van de vaste sterren en weer
terug. Op het uitgaande pad en doorheen de planetaire sferen ervaart de
gestorven mens de gebeurtenissen van het pas afgelopen leven, dus alles wat
hij of zij op Aarde heeft gedaan. Dit herbeleven van de gebeurtenissen zijn
als herinneringen die tot echte gevoelservaringen worden en men voelt ook
wat men anderen heeft aangedaan (zowel de vreugde als het verdriet). Men
velt zelf een 'oordeel' over de daden van het afgelopen leven, dit vraagt
ook de kracht om zichzelf te vergeven voor begane 'fouten'. Men leert of
begrijpt hoe de daden kunnen 'gecompenseerd' worden bij een volgende
incarnatie (karma). In dit stadium kan niets worden 'rechtgezet', enkel op
Aarde kunnen zaken gecompenseerd worden. De geest verkrijgt kennis en
inzicht die dan een leidraad worden voor een nieuwe incarnatie. Op de reis
doorheen de sferen, schrijft de geest als het ware een spiritueel verslag.
Er zijn ontmoetingen met diegenen waar de mens op Aarde mee
verbonden was. Ook zijn er, zoals gezegd, hemelse wezens die behulpzaam
zijn. De geest bereikt dan de hoogste sfeer en keert weer terug naar de
Aarde. Onderweg verzamelt de geest wat bij hem hoort, de resultaten van zijn
vroegere daden. Deze worden dan verweven in het patroon van het toekomstige
leven, zodat er mogelijkheden, ontmoetingen, situaties en kansen ontstaan om
'fouten' uit het verleden (vorige levens) goed te maken, om karmische
beloningen te ontvangen en om de aardse leerschool verder te zetten. Hogere
wezens helpen bij het omzetten van wat op Aarde werd geleerd in de
bekwaamheden voor de volgende incarnatie. Met hun hulp bouwt de mensengeest
het prototype van een lichaam dat overeenkomt met zijn aard, behoeften en
toekomstige biografie. Onder leiding van de Hiërarchieën wordt dan de juiste
geboortetijd gekozen, de juiste plaats en de juiste ouders. Dit wordt
allemaal geregeld vanuit de spirituele wereld. De mensengeest wordt
betrokken bij deze voorbereiding, maar is niet onafhankelijk actief zoals op
Aarde, het is meer een samenwerking (afhankelijk van zijn
bewustzijnsniveau).
Inzicht in de samenstelling van de mens is noodzakelijk om het
stervensproces beter te kunnen begrijpen. In de Antroposofie worden
verschillende mensbeelden gebruikt naargelang de context. Dit is essentiële
kennis die iedereen zou moeten kennen. Onder meer door het verloren gaan van
deze occulte kennis is de mensheid op drift geraakt. Er is ook veel
verwarring rond de terminologie die vaak verkeerd wordt gebruikt. Zo worden
ziel en geest soms omgewisseld. In essentie is het als volgt (alles wat
geboren wordt, is sterfelijk): het lichaam is vergankelijk en tijdelijk, ook
de ziel is vergankelijk en tijdelijk maar haar verworvenheden en
levenservaringen worden omgezet, geaccumuleerd en verder gedragen door de
geest (Spirit). De geest (het Zelf) is het enige aspect wat blijvend
is.
°°° Het drieledig mensbeeld omvat lichaam, ziel en
geest. Het fysieke lichaam is het materiële, vergankelijke
stoflichaam. De geest is de eeuwige en onaantastbare kern wat blijft
voortbestaan na de dood en er al was voor de geboorte. De geest ontwikkelt
zich via reïncarnatie doorheen vele levens. De ziel is de verbinding
tussen lichaam en geest waar de geestelijke wereld en de fysieke wereld
elkaar ontmoeten. Via de ziel kan de geestelijke kern zich uitdrukken in de
materiële wereld.
°°° Het vierledig mensbeeld is meer bruikbaar in relatie tot
geneeskunde en biologie en beschrijft het fysieke lichaam, het
levenslichaam, het astrale lichaam en de ik-organisatie.
Het fysieke lichaam (element aarde) is het minerale,
stoffelijke, aardse lichaam, in de Indische spirituele literatuur
annamaya kosha (voedselomhulsel) genoemd. De vier natuurrijken op
Aarde (mineraal, plant, dier en mens) hebben allemaal een fysiek lichaam.
Het levenslichaam of etherlichaam (element water) doorweeft
het fysieke lichaam met leven en vitaliteit en zorgt voor de
levensprocessen. Zonder dit subtiele levenslichaam zou het fysieke lichaam
enkel dode mineralen en materie zijn. Zodra het levenslichaam het fysieke
lichaam verlaat (bij de dood), degenereert het fysieke lichaam en keert
terug tot stof. In Indië heet dit pranamaya kosha (vitale lichaam).
Drie natuurrijken op Aarde (plant, dier en mens) hebben een levenslichaam.
Het astrale lichaam (element lucht) is het gebied van de ziel,
van de emoties, driften, begeerten, gevoelens en van gewaarwordingen. Het
maakt dat we de wereld kunnen waarnemen en beleven. In India gekend als
sukshma sharira of ook wel kama rupa (begeertelichaam). Twee
natuurrijken op Aarde (dier en mens) hebben een astraal lichaam.
Het ik of lager zelf (element vuur) is het zelfbewuste en
mentale veld wat de eigen individualiteit, de geestelijke kern van de mens
weerspiegelt. Het stelt de mens in staat om zelfbewust en door zelfreflectie
en zelfkennis zijn leven vorm te geven en overdachte keuzes te maken. Door
het ik krijgt de mens een unieke persoonlijkheid, geheugen, herinneringen.
Het ik bestaat uit 3 aspecten (zie verder) die in Indië volgende namen
hebben: manomaya kosha (denkomhulsel),
vijnanamaya kosha (intellect omhulsel) en
aham vritti (ego).
°°° Een verdere onderverdeling en detaillering levert het negendelig
mensbeeld op verdeeld als drie groepen van drie energielichamen.
1. De fysieke wereld bestaat uit enerzijds de
minerale wereld (fysieke lichamen) en daarnaast de
levenswereld (de levensprocessen). Daarin werken drie lichamen:
het fysieke lichaam (materie en vorm),
het levenslichaam (dat de fysieke stoffen tot leven wekt en ze
via groei in een bepaalde vorm houdt) en
het gewaarwordingslichaam (dat de drager is van de specifieke,
uiterlijke, persoonlijke geaardheid die door overerving via de ouders op de
nakomelingen wordt overgedragen). De fysieke wereld is onderhevig aan de wet
van geboorte en dood.
2. De zielenwereld is waar de ziel leeft en is de werkplaats van de
geest waarin gevoelens, hartstochten, driften en neigingen opflakkeren.
Daarin onderscheiden we drie subtiele lichamen:
de gewaarwordingsziel (ik neem waar, ik wordt gewaar, ik
ervaar), de verstandsziel (ik denk na over mijn
gewaarwordingen) en de bewustzijnsziel (ik ben bewust van het
goede en het ware zonder vooroordeel noch persoonlijke gevoelens). Het
ik is de kern van de ziel (ik ben zelfbewust en gebruik de
omhulsels lichaam en ziel en leer ze te beheersen en om te vormen tot hogere
wezensdelen). De gewaarwordingsziel en het gewaarwordingslichaam vormen
samen het astraal lichaam uit vorige onderverdeling. De ziel is onderhevig
aan de wet van karma (het zelfgeschapen lot waarin iedere daad verbonden
wordt met een overeenkomstig gevolg).
3. De geestelijke wereld is de oorspronkelijke wereld van het ware en
het goede. Wanneer het ik er in slaagt de lagere wezensdelen om te vormen
tot hogere dan worden drie hogere lichamen ontwikkeld. Met name:
het Geestzelf (de geest die als ik leeft en één wordt met het
eeuwige ware en goede), de Levensgeest (verworven
vaardigheden, vermogens, aanleg en vruchten van vorige levens die blijvend
zijn geworden) en de Geestmens (het eeuwige, soevereine,
goddelijke wezen). Het omgevormde astraal lichaam wordt het Geestzelf (of
Hoger Zelf of Manas in Indië). Het omgevormde levenslichaam wordt de
Levensgeest (Buddhi). Het omgevormde fysieke lichaam wordt de
Geestmens (Atman). De geest is onderhevig aan de wet van
wederbelichaming.
Samenvatting van de viervoudige samenstelling van de mens
(om het stervensproces te begrijpen).
°1° Fysiek lichaam
Het stoffelijke lichaam bestaande uit (dode) scheikundige elementen,
vetten, eiwitten, mineralen en water. Het is zintuiglijk waarneembaar.
°2° Levenslichaam
of etherlichaam
Een 'vormend' krachten-lichaam dat de soort (plant, dier of mens)
vormt of opbouwt. Zorgt voor het ontstaan, de vorm en het onderhoud van het
fysieke lichaam en is tevens de zetel van het geheugen. Het behoort tot de
etherwereld en is enkel buitenzintuiglijk waarneembaar als deel van de
menselijke aura.
Fysiek lichaam en levenslichaam zijn iets
uiterlijks, er zijn geen gewaarwordingen (driften, instincten, begeerten) in
te vinden, enkel fysieke processen en de erbij horende levensprocessen. Na
de dood lost het stoffelijk lichaam op in de wereld der mineralen (de eerste
dood). Ongeveer drie dagen na het sterven wordt het levenslichaam opgenomen
in de etherwereld (de tweede dood).
°3° Astraal lichaam of
ziel
Wordt ook het gewaarwordingslichaam genoemd, het is de wereld van
gevoelens, emoties, waarnemingen, driften, begeerten, aantrekking/afstoting,
lust/onlust, sympathie/antipathie... Het zorgt voor het ervaren van een
binnenwereld. Het astraal lichaam doordringt en verandert het levenslichaam
en het fysiek lichaam en is enkel buitenzintuiglijk waarneembaar als deel
van de menselijke aura. Na de doortocht door het kamaloka (zie verder) wordt een deel van
het astraal lichaam afgelegd (de derde dood) en een extract wordt meegenomen
op de verdere reis. Het astraal lichaam of ziel vormt de verbinding tussen
lichaam en geest (Ik). De ziel bevat dus 2 ervaringsgedeelten, één deel is
lichamelijk/zintuigelijk georiënteerd en een ander deel geestelijk
(inspiratie tot juiste gedachten/acties). Het ene lichamelijke deel is
gebonden aan de persoonlijke voorkeuren (wensen, verlangens, hartstochten,
vooroordelen, angsten, illusies,...) en kan het hogere geestelijke rijk niet
binnengaan omdat dit rijk enkel waarheid, schoonheid, goedheid, liefde en
kracht bevat. Vandaar dat er na de dood een louteringsperiode volgt om de
'lagere driften en patronen' uit te zuiveren. Het andere deel bevat al het
goede, mooie en waardevolle waarmee de ziel zich tijdens het aardse leven
heeft verbonden. Dit deel vloeit samen met het geestelijk wezen (Ik)
waardoor dit Zelf 'groeit' en rijker wordt na iedere incarnatie.
°4° Ik of Zelf
De Ik-organisatie (het lager
en hoger zelf) is het zelfbewuste veld. Het is de individualiteit, de
geestelijke kern van de mens. Het stelt de mens in staat om door
zelfreflectie en zelfkennis zijn eigen leven vorm en richting te geven en
weloverwogen keuzes en plannen te maken. Het is het gebied van denken,
voelen en willen; van spreken, bewustzijn en moraliteit; van creativiteit en
zingeving.
Overzicht van de verschillende bewustzijnstoestanden
° Waaktoestand: de vier wezensdelen doordringen elkaar
volledig.
° Droomloze slaap: astraal lichaam en Ik zijn
tijdelijk gescheiden van fysiek lichaam en levenslichaam.
° Droomslaap:
fysiek lichaam en levenslichaam worden slechts gedeeltelijk
doordrongen van astraal lichaam en Ik.
° Dood: er is een
volledige scheiding tussen het fysiek lichaam en de drie andere delen.
Tijdens het stervensproces blijft het levenslichaam maximaal nog 3 dagen
verbonden met het astraal lichaam en het Ik. Gedurende die tijd is er een
inprenting van het voorbije levenspanorama in de wereldether. Dit
wordt door de gestorvene waargenomen (de eerste terugblik). Na 3 dagen volgt
de definitieve scheiding tussen fysiek lichaam en de andere drie.
° BDE
(bijna-dood ervaring): een gedeeltelijke scheiding tussen fysiek lichaam en
de andere delen.
Bekijk een
grotere versie
van dit schema |
De stadia van het stervensproces
Er zijn 5 grote stadia te onderscheiden: het afleggen van het fysieke
lichaam (eerste dood), het oplossen van het levenslichaam (tweede dood), het
louteren van het astrale lichaam (derde dood), het verblijf in de
geestelijke wereld/toestand (Devachan) en de terugkeer naar een nieuwe
fysieke geboorte (reïncarnatie). Niemand sterft alleen. In alle gevallen komen reeds
overleden geliefden en familie en geestelijke wezens de stervende opwachten
en ophalen. De eerste indruk na de dood is meestal een gevoel van vreugde en
verwondering, want men beseft dat de dood niet het einde is. Soms is er ook
verwarring omdat men niet dadelijk beseft dat men 'dood' is. Bij de dood
verlaten het levenslichaam, het astraal lichaam en het Ik (de geest) samen
het fysieke lichaam. Vaak via de fontanel (kruinchacra) bovenaan het hoofd.
Soms is dit loslaten te zien als een lichtflits, een energiewolk of een
trilling in de hartstreek. De stervende krijgt het gevoel dat het fysieke
lichaam, de Aarde en zijn geliefden langzaam wegglijden van hem. Alsof hij
stilstaat en de Aarde verder gaat. De achterblijvenden hebben het gevoel dat
de stervende hen achterlaat. De gestorvene ziet zijn dode lichaam nu van
buitenaf en het besef dat hij nog steeds bestaat, brengt hem vreugde en
verwondering. Het inzicht ontstaat dat de geest sterker is dan materie. Een
tweede vreugdevol moment komt wanneer de gestorvene zijn overleden familie
en geliefden herkent die hem verwelkomen. Ook stralende lichtwezens komen de
gestorvene tegemoet om te helpen. Het voelt als een thuiskomen.
De fysiek/etherische wereld (de wereld van het lichaam)
Tijdens de slaap blijven fysiek lichaam en levenslichaam
verbonden terwijl ziel en geest (astraal lichaam + Ik) het lichaam verlaten.
Maar bij de dood maakt ook het levenslichaam zich los en wordt het fysieke
lichaam onbewoonbaar (het zilveren koord breekt). Tijdens de dood komen de
levenskrachten (het levenslichaam) vrij waardoor het fysieke lichaam
'sterft' en vergaat. Tot enkele dagen na de dood bewoont de mens nog steeds
zijn levenslichaam en is daardoor in staat om terug te kijken op het hele
verloop van het voorbije aardse leven (dat in het levenslichaam opgeslagen
zit). Het levenslichaam begint dan uit te dijen waarbij het
'ongeraffineerde' gedeelte na een tijdje oplost in de kosmische ether. Het
verfijnde of getransformeerde levenslichaam (de levensgeest), neemt de mens
als extract mee naar de geestenwereld. Er wordt een nieuw levenslichaam voor
het volgende leven gecreëerd in de geestenwereld tijdens het proces tussen
dood en een nieuwe geboorte. De mens vervolgt dan zijn reis tussen
dood en een nieuwe geboorte als spiritueel wezen.
Tijdens de
eerste drie dagen na de dood maakt het levenslichaam zich dus los van het
fysieke lichaam. De levenskrachten stromen het lichaam uit in de
etherwereld. Vandaar dat men de dode best enkele dagen opbaart en met rust
laat, alvorens hem te balsemen, cremeren of begraven. Gedurende die tijd
werken de levenskrachten nog even door, waardoor haren en nagels na de dood
een korte tijd verder groeien. Ook hoort de 'dode' alles wat nog gezegd wordt, maar kan uiteraard niet meer fysiek reageren. Hoe meer het
levenslichaam zich losmaakt van het fysieke lichaam, hoe meer het zich
begint te 'ontvouwen' en ruimer wordt. Daardoor komen alle herinneringen
vrij (die in het levenslichaam opgeslagen zitten) en die worden zichtbaar
als levende beelden rond de gestorvene, als een film van het afgelopen
leven. Het waken bij de overledene gedurende de eerste drie nachten kan
hierbij behulpzaam zijn. Door spirituele of esoterische teksten voor te
lezen of door te bidden, schept men een rustige sfeer waarin de overledene
zijn levenstableau kan aanschouwen en de ziel het in zich kan opnemen. De
hele biografie van een mens zit dus niet opgeslagen in de hersenen
maar in het levenslichaam. Het vrijkomen van de herinneringen noemt men het
eerste levenspanorama.
Terwijl men de beelden uit het voorbije leven ziet, ervaart
men een vreemd gevoel van expansie, van uit zichzelf groeien. In korte
tijdspanne ziet de mens alle gedetailleerde gebeurtenissen van zijn leven.
Deze ervaring is objectief, de subjectieve ervaringen zoals vreugde en pijn
maken geen deel uit van het eerste levenspanorama (wel van het tweede). De
beelden brengen ook klanken voort (hemelse muziek), waardoor de gestorvene
kan horen wat de beelden zeggen. En daardoor begrijpt hij ook
waarom bepaalde dingen in zijn leven gebeurden, want niets is
toevallig. Ook lichten de beelden op, alsof ze met lichtkracht geladen zijn.
Zo verwarmen ze de ziel van de gestorvene. Het zien van de
herinneringsbeelden brengt de gestorvene inzicht want het toont hem alle
vruchten en verworven inzichten van het afgelopen leven. Er is geen oordeel
(noch over de goede, noch over de verkeerde keuzes en handelingen), maar wel
groeit er een innerlijk besef over de lessen die werden geleerd tijdens het
afgelopen leven. Het levenspanorama wordt begeleid door een lichtwezen die
helpt bij het inzien en uitleggen van de karmische aspecten. Daarna worden
ook alle gedachten (zowel de positieve als de negatieve) zichtbaar als
levende elementaire geesten. Dit is bemoedigend gezien de geestelijke wereld
dankbaar is voor de wijsheid, de liefde en het inzicht die in onze gedachten
zichtbaar worden. Het eerste levenspanorama kan in stand worden gehouden
zolang men onder normale omstandigheden de kracht heeft om wakker te blijven
in het fysieke lichaam (tussen 24 en 48 uur). De essentie van het
levenspanorama (het extract) neemt de gestorvene mee op zijn verdere
reis. Na het levenspanorama (na ongeveer twee tot drie dagen) wordt het
levenslichaam steeds wijder en groter tot het terug één is geworden met de
etherwereld. Dit wordt de tweede dood genoemd. Net zoals het
fysieke lichaam terugkeert tot stof en één wordt met de fysieke wereld, zo
wordt het levenslichaam terug opgenomen in de etherwereld.
Er is
een verschil tussen mensen die jong of oud sterven, omdat het levenslichaam
jonger wordt naarmate de fysieke veroudering verder gaat. Het (oude)
levenslichaam van iemand die jong sterft straalt een warm etherisch
liefdeselement uit en bruist meer van wilskracht. Het (jonge) levenslichaam
van een persoon die oud sterft, emaneert een aura gevuld met licht en
wijsheid.
Het levenslichaam heeft een gedeelte wat oplost en een
gedeelte wat blijft. Bij ingewijden en spirituele meesters lost het
levenslichaam niet op, maar blijft bestaan en wordt hergebruikt. De mens
behoudt fragmenten van zijn eigen niet-opgeloste levenslichaam. Er blijft
een essentie over die wordt meegenomen in alle toekomstige incarnaties als
een soort levenstableau-extract, ook al heeft de mens er geen herinnering
aan. Uit dit extract wordt het 'causale lichaam' gevormd. Na elke incarnatie
wordt er een nieuwe bladzijde toegevoegd aan dit levensboek waardoor de
levensessentie vergroot en (wanneer de vorige levens vruchtbaar waren), ervoor
zorgt dat het volgende leven zich op de juiste manier ontwikkelt en bepaalt
of het nieuwe leven rijk of arm zal zijn aan talenten, kwaliteiten, enz.
De astrale wereld (de wereld van de ziel)
De reis door de astrale wereld is ook een reis door de planetaire sferen. De
etherische wereld reikt tot aan de Maan. Daar begint de lagere astrale
wereld die uit 4 'gebieden' bestaat. De lagere astrale wereld heeft vele
andere namen: hel en vagevuur, Hades, tartarus, de sub-natuurlijke sferen,
de afgrond, de onderwereld, de achtste sfeer, kamaloka, amenti,... Het is
een uitdagende, confronterende en moeilijke fase in het stervensproces omdat
de ziel nu wordt 'afgebroken'. Alles wat niet écht en vals is, wordt
afgelegd, het is als een reiniging en loskomen van het afgelopen leven. Een
groot deel van de vorming en educatie in de oude mysteriescholen (en in de
Tibetaanse kloosters) was en is gericht op de voorbereiding op de dood, om
te leren bewust te sterven en zoveel mogelijk 'ballast' en belemmeringen
achter te laten tijdens het leven (schaduwwerk en meditatie) zodat men
makkelijker doorheen de astrale wereld reist. Naast de gestorven geesten is
de lagere astrale wereld ook het gebied van archonten, elementalen, gevallen
engelen en achtergebleven wezens die als vampieren teren op de ziele-energie
van mensen. De 4 lagere astrale sferen zijn: het gebied van de
begeertegloed, het gebied van de stromende ontvankelijkheid,
het gebied van de wensen en het gebied van lust en onlust. Dit
laatste gebied vormt de overgang van de Maansfeer naar die van Mercurius
waar de hogere astrale wereld begint. In de sfeer van Mercurius gaat de
reiziger door het vijfde gebied van het zielelicht. In de sfeer van
Venus gaat de reiziger door het zesde gebied van de zielekracht. En
in de sfeer van de Zon gaat de reiziger door het zevende gebied van het
zieleleven.
Na de louteringstijd worden vanuit de
geestelijke wereld precies deze krachten en vermogens opgenomen waartoe men
vanuit zijn evolutie in staat is, en die men nodig heeft voor een volgende
belichaming. Er volgt ook een tijd van samenwerking met hogere wezens
waarbij het toekomstige lichaam en het nieuwe aardse leven worden
voorbereid. Dit omvat het zoeken naar een geschikte erfelijkheidsstroom, de
opbouw van drie lichamen (fysiek, ether en astraal) en de schikking van de
karmisch noodzakelijke elementen van de toekomstige biografie (relaties,
kansen, ontmoetingen, belemmeringen, talenten). Niet iedereen doorloopt het
volledige kamaloka (astrale wereld) wakker en bewust. Het hangt af van de graad van
spirituele ontwikkeling. De meeste overledenen vallen na een tijd in
onbewustheid (vergelijkbaar met een diepe slaap). De manier waarop de zielen
in contact komen met elkaar in de astrale wereld is via aantrekking of
liefde. De tijd waarbinnen iemand reïncarneert is van heel wat factoren
afhankelijk, maar zou tussen de 50 en 1200 jaar liggen.
De 7 gebieden in de astrale wereld
1. Het gebied van de begeertegloed
De meesten blijven niet lang hangen in het eerste en tweede gebied. Enkel
diegenen die bijvoorbeeld verstrikt zijn in extreem machtsmisbruik,
verdorven perversie, puur eigenbelang en blinde agressie raken hier niet
dadelijk uit. Ze kennen geen liefde. Door hun algemene antipathie en afkeer
van anderen stoten ze iedereen in deze sfeer voortdurend af (alles wat men
voelt of denkt wordt immers direct zichtbaar). Daardoor zijn degenen die
zich in dit gebied bevinden volslagen eenzaam. Ook zijn ze onverzadigbaar,
omdat ze geen fysiek lichaam hebben om hun driften en verslavingen bot te
vieren. Dat leidt tot een innerlijke, brandende dorst. In dit gebied leert
men ook het verlangen af om te kijken met fysieke ogen en te luisteren met
fysieke oren. In deze sfeer bevindt men zich onder gelijken (met dezelfde
'vibratie' of frequentie). Door zich bewust te worden van hun handelen en
hun manier van leven en denken, wordt men zich langzamerhand bewust wie men
nu eigenlijk zelf is. Daardoor kan er gaandeweg een loutering en verlichting
plaatsvinden en komt men in het volgende gebied.
2. Het gebied van de stromende ontvankelijkheid voor indrukken
In dit gebied is al een beetje licht (hoe meer liefde, hoe meer licht iemand
straalt). Hier verblijven diegenen die oppervlakkig leefden en naar
vluchtige bevrediging zochten. Ze kennen nauwelijks sympathie of antipathie.
Daardoor trekken ze geen anderen aan, maar stoten hen ook niet af. Men doet
wel veel indrukken op maar die helpen niet veel omdat men nooit tot
verdieping komt en het essentiële niet snapt. Hier dient men ook los te
komen van het denken dat gebonden is aan de hersenen. Hier bevinden zich
vooral de mensen die geen innerlijk weten hebben ontwikkeld (die niet kunnen
denken met het hart, die weinig liefde bezitten).
3. Het gebied van de wensen
Hier komen de meeste overledenen terecht. In dit gebied is de meeste
antipathie (of afkeer van anderen) verdwenen. Hier dient de reiziger enkel
nog een laatste restje egoïsme te overwinnen wat nog in zijn genegenheid
voor anderen besloten ligt. Men dient te komen tot onvoorwaardelijke liefde.
Ook dient men alle aardse verlangens los te laten, waaronder ook de dingen die men
eigenlijk nog had willen doen of beleven.
4. Het gebied van lust en onlust
Dit gebied vormt de overgang tussen de sfeer van de Maan en die van
Mercurius en het is ook de overgang tussen de lagere astrale wereld en de
hogere astrale wereld. Men dient los te komen van het gevoel van
zelfvertrouwen wat men verkreeg door en via het lichaam (een mooi uiterlijk,
sterk, sportief, fysieke talenten). Hoe meer men het gevoel had dat men het
lichaam wás (in plaats van een lichaam te hebben), hoe meer
moeite het zal kosten om los te komen van die gevoelens. Het gaat om de
ontdekking dat het ware Zelf niet in de fysieke wereld (en het
fysieke lichaam) te vinden is, maar wel in de geestelijke wereld.
5. Het gebied van het zielelicht (Mercurius)
Hier begint de hogere astrale wereld en de reiziger gaat door de sfeer van
Mercurius. Alle egoïstische trekjes en de antipathie (afkeer voor anderen)
zijn geheel verdwenen. Dat betekent dat het hogere Zelf begint te stralen
met een innerlijk licht. In deze sfeer ontmoet men wezens uit de goddelijke
Hiërarchie (waaronder de Aartsengelen) en dat brengt de reiziger diepe
vreugde. De (eventuele) loutering in dit gebied heeft te maken met dingen
rond de natuur en met religieuze gevoelens of idealen. Wie van de natuur
hield en heeft gevoeld hoe de goddelijke Geest zich uitdrukt in de natuur,
die is hier op zijn plaats. Zo niet, dan is er loutering nodig. Wie nooit
religieuze of spirituele gevoelens en idealen heeft gekend, zal hier eenzaam
zijn. En indien die religieuze idealen verdelend en veroordelend waren naar
anderen toe of materialistisch gekleurd, dan is loutering nodig.
6. Het gebied van de zielekracht (Venus)
Iedereen die ooit (onvoorwaardelijke) liefde heeft gegeven, voelt zich thuis
in de sfeer van Venus. Bovendien wordt die liefdeskracht versterkt. Waren er
egoïstische elementen in jouw liefde voor anderen, dan worden die hier
uitgezuiverd. Wie geen innerlijke verbinding met de liefde vond,
voelt zich hier eenzaam.
7. Het gebied van het zieleleven
(Zon)
Dit gebied is de hoogste sfeer in de astrale wereld en vormt de overgang
naar het Devachan, de Lichtwereld (of de Hemel in christelijke
terminologie). In deze sfeer worden de laatste restjes binding aan de wereld
van de materie gelouterd, met name het (materialistische) denken. Dit gebied
is de sfeer van Christus, de Zonnesfeer. In hoeverre heeft de reiziger
begrip gekregen voor alle mensen (en niet enkel voor gelijkgestemden)? Want
enkel wie geen oordelen en vooroordelen meer heeft en dus geen schaduw meer
draagt, kan de Lichtwereld betreden.
Het Devachan (de Lichtwereld)
Na de reis door de astrale wereld wordt ook het astrale lichaam afgelegd (de derde dood). Men is nu enkel nog geest en in staat om de Lichtwereld of het Devachan
binnen te gaan. Een extract (of de essentie) van het astrale lichaam (ziel)
wordt meegenomen. Dit zijn de morele kwaliteiten die werden verworven
tijdens het leven. Hoe meer iemand werkt aan zichzelf, hoe groter dit
extract is (het bestaat uit al het goede, schone, wijze en liefdevolle wat
de mens heeft bereikt op dat moment). Het afgelegde astrale lijk daarentegen
bestaat uit de lagere impulsen en verlangens die niet zijn omgezet. Dit lijk
blijft in de astrale ruimte rondzweven tot het geleidelijk aan oplost, en
kan ondertussen een bron zijn van gevaarlijke invloeden (bijvoorbeeld
mediums misleiden met valse informatie of spookverschijningen). Daarnaast is
er ook nog een 'karmisch pakket' wat achterblijft in de astrale sfeer. Dit
zal tijdens de 'afdaling' naar een nieuwe incarnatie terug worden opgenomen
en zal een rol zal spelen in het volgende leven. Het Devachan is helemaal
anders dan de aardse wereld en ook anders dan de astrale wereld. Het is
eerder een bewustzijnsstaat en kan vertaald worden als 'gelukzalig rijk' of
'zuiver land'. De boeddhisten noemen het Sukhavati en bij de hindoes heet
het Devaloka. Het is de woonplaats van de Oerbeelden: levende gedachten die
als levende wezens zijn en die men (dankzij hun oerklanken) ook kan horen.
In het Devachan wordt men één met elk gebied en met de wezens die daar
wonen. Ze doordringen de mens met kracht. En op zijn beurt geeft de reiziger
hen de geestelijke winst die hij op Aarde behaalde en die bij deze wereld
past.
Ieder mens creëert een eigen Devachan (vaak onbewust)
vanuit zijn eigen bewustzijn en frequentie. Het is de exacte weergave en
ervaring van wat men gelooft, hoopt en verwacht dat de Hemel zou zijn toen
men nog op Aarde leefde. Het Devachan is een staat van gelukzaligheid, vrede
en vreugde. Er is geen verdriet, teleurstelling, lijden of pijn. Omdat het
een tijdelijke, subjectieve en zelfgecreëerde ervaring is, lijkt het
eigenlijk op een soort droom, maar dan een droom die veel levendiger en
tastbaarder is dan het leven op Aarde. De 'tijd' die men doorbrengt in het
Devachan is afhankelijk van de hoeveelheid en de kracht van het positieve
karma wat tijdens het vorige leven werd verzameld. Voor sommigen duurt het
Devachan meer dan duizend jaar (omgerekend in aardse jaren), voor anderen is
het honderd jaar of tien jaar. En sommigen keren al na een jaar terug naar
het aardse leven, vooral als de aantrekkingskracht voor het fysieke en
materiële bestaan heel sterk is. Uiteindelijk eindigt het verblijf in het
Devachan en volgt een nieuwe incarnatie als onderdeel van een voortdurende
innerlijke evolutie en ontplooiing. De cyclus van geboorte en dood gaat door
tot het punt waarop de mens een relatief hoge staat van ontwikkeling heeft
bereikt (de staat van Arhatschap). Een Arhat (of Bodhisattva) hoeft niet
meer te reïncarneren, maar kan wel uit vrije wil kiezen om terug een aards
lichaam te nemen om zo de mensheid verder te helpen evolueren. Een Arhat
behoudt een ononderbroken continuïteit van bewustzijn, ook bij het sterven
en het leven na de dood.
De 7 sferen in het Devachan
1. De sfeer van Mars
Hier ontmoet men de Oerbeelden van de aardse wereld: van zijn volk, zijn
familie, zijn vrienden, maar ook het oerbeeld van zijn fysieke lichaam. Men
ontmoet familie en vrienden en vanaf dit punt blijft men samen met hen.
2. De sfeer van Jupiter
Hier ontmoet men de Oerbeelden van de etherische wereld, dus de krachten die
aan het leven ten grondslag liggen. De reiziger komt daarmee in verbinding
indien hij op Aarde eerbied en verwondering gekend heeft voor de natuur en
de kosmos. In deze sfeer ontmoet men de mensen met wie men op Aarde
eenzelfde verwondering en belangstelling deelde.
3. De sfeer van Saturnus
Hier ontmoet men de Oerbeelden van de astrale wereld. Wie geleefd heeft zonder vooroordeel en bovendien een verregaande zelfkennis heeft, voelt zich hier thuis. Hij ontvangt dan de krachten die het hem mogelijk maken de gemeenschap te dienen in ware toewijding en oprechte dienstbaarheid.
4. De vierde sfeer
Vanaf hier komt de reiziger in gebieden die boven de planetenssferen
uitgaan, de zuivere wereld van de Geest. Hier mag hij afgeven wat hij aan
creatieve ideeën op Aarde vond, de technische vondsten die hij deed en de
wetenschappelijke inzichten die hij opdeed. In ruil krijgt hij de inspiratie
die hem in een volgend leven tot kunstenaar of geleerde maakt.
5. De vijfde sfeer
Bijna iedereen gaat onbewust door dit gebied en door de hogere gebieden
heen. Op dit moment in de evolutie heeft de mens nog onvoldoende
bewustzijnskracht om deze sferen bewust te ervaren. Hier voelt diegene zich
thuis die een creatief denker was of een daadkrachtige liefde kende. Ook
krijgt hij hier zicht op het evolutiepatroon van de mensheid, op de
incarnaties die achter hem liggen en op de incarnaties die nog komen
gaan.
6. De zesde sfeer
De reiziger die hier
bewust doorheen gaat, zoekt geen eigen voordeel, maar alleen datgene wat
zinvol is voor de Aarde en de kosmos.
7. De zevende sfeer
Het zevende gebied is voor de mens in het huidige evolutiestadium te groot om te bevatten.
8. Voorbij het Devachan en weer terug naar de Aarde
Onbewust stijgt de reiziger op naar de geestelijke werelden boven het
Devachan: de wereld van de Drie-eenheid. Hier leven de allerhoogste
scheppingskrachten en liefdeskrachten. In deze wereld beleven we - onbewust
- het omslagpunt of keerpunt, waardoor de opklimming naar steeds hogere
werelden wordt omgebogen tot een afdaling. Dit keerpunt wordt
het middernachtelijk uur genoemd. Op de terugweg geven we
niets af, maar ontvangen we geschenken die ons voorbereiden op een nieuw
aards leven. Zo ontvangen we (op de terugweg) in de zevende (de hoogste)
sfeer van de astrale wereld het oerbeeld van ons hart. In de vijfde en zesde
sfeer van de astrale wereld wordt het toekomstig lot gevormd en worden het
volk en de familie uitgekozen, waar we zullen incarneren. Vlak voor de
geboorte wordt het bewustzijn afgezwakt tot het droombewustzijn van een
baby. Dan zijn we klaar om onbevangen aan een nieuw aards leven te
beginnen.
Enkele slotbedenkingen
Verwante berichten op deze blog:
°
Het stervensproces
°
Leven na de dood
°
De thuisbegrafenis
°
Groene uitvaart
°
Bijna-dood ervaring
°
Out of body
Bronnen en onderzoek:
°
Overzichtspagina van het leven na de dood
(volgens Rudolf Steiner)
°
Antroposofische stervensbegeleiding
- PDF 63 pag
°
Stervensbegeleiding Marieke de Vrij
- PDF 41 pag
°
GA 168
- The moment of death and the period thereafter
°
Life between death and rebirth
°
Death and the after death states
- Theosofie, slideshow
°
The art of dying
- Tibetan instructions
°
Death and the art of dying
- Alice Bailey
° YouTube - Rudolf Steiner Press -
Video's about Death
Geen opmerkingen
Een reactie posten