Nadat Freinet als onderwijzer op de dorpsschooltjes merkte dat veel kinderen
moeite hadden met de leerstof zocht hij naar andere manieren om de kinderen te
laten leren. Hij nam zijn klas mee op bezoek bij de bedrijfjes in het dorp en
ook vaak op wandel in de natuur om de omgeving te bekijken en te onderzoeken.
Freinet ontwikkelde dan samen met de kinderen uit zijn klas en collega's een
aantal technieken:
° waarbij ervaringen en leervragen van de
kinderen het uitgangspunt zijn voor het onderwijs
° waarbij de organisatie
van het klassenleven door de kinderen samen met de leerkracht wordt gedaan
(burgerschapsvorming in de praktijk)
° waar kinderen leren van de kennis
en ervaringen van andere kinderen, volwassenen, culturen enz. De leerkracht
zorgt daarbij voor diepte, structuur en het 'borgen' van wat is geleerd.
Terwijl de traditionele pedagogie zich concentreert op de overdracht van
kennis, plaatst de Freinet methode de leerlingen zelf in het middelpunt van
hun leerproces. De methode nodigt hen uit om zelf te zoeken, uit te vinden en te
leren en houdt rekening met de sociale dimensie van het kind. Dit leidt tot
een individualisering van het werk, meer zelfstandigheid, meer
verantwoordelijkheid, het maken van eigen keuzes, een grote participatie van
de ouders bij het schoolgebeuren, meer creativiteit en een grotere gelijkheid tussen
leerling en leerkracht. Freinetscholen zijn samen met de Steinerscholen de
meest voorkomende methodescholen in Vlaanderen en Nederland. Freinetscholen zijn autonoom en bepalen zelf de uitvoering van de ideeën van Célestin Freinet. En gezien elke
Freinetschool de kenmerken en invarianten op een andere manier invult,
heeft elke school ook een eigen unieke werking en aanpak.
In een klas zitten meerdere leeftijdsgroepen bij elkaar. Aan de basis van het onderwijs staat de vrije tekst waarin ieder kind vertelt wat hem of haar bezighoudt. In de klassenvergadering laten de kinderen deze verhalen aan elkaar horen en bepalen ze welk onderwerp speciaal wordt besproken. Er worden afspraken gemaakt en kinderen leren naar elkaar luisteren en samen beslissingen nemen.
Tien kenmerken van de Freinet pedagogie
1. Ruimte creëren om te experimenteren en te leren van 'fouten'
'Door te lopen leert het kind lopen; door te spreken leert het
spreken; door te tekenen leert het tekenen. Een dergelijk algemeen en
universeel proces geldt voor alle onderwijs, ook voor het
schoolonderwijs', schreef Célestin Freinet in Œuvres pédagogiques 2. In de pedagogie
van Freinet leert de leerling door te experimenteren en niet door het herhalen
van wat hem wordt onderwezen. Hij stelt zijn eigen hypothesen op, doet zijn
eigen ontdekkingen, bouwt zijn eigen kennis en know-how op. Fouten en
'mislukkingen' bestaan niet als zodanig, want dat zijn eerder leermomenten die
de student helpen vormen. En de successen stimuleren het zelfvertrouwen en het
vermogen om vooruitgang te boeken. Het onthouden van dingen gaat automatisch
en moeiteloos en is niet gebaseerd op 'uit het hoofd leren' maar op
experimenteren.
2. Een individueel leertempo
Er is bijzondere aandacht voor
het leertempo van elke leerling. De leerkracht stelt samen met de klas een
gezamenlijk weekplan op. Daarna bepaalt elke leerling de taken en activiteiten
die hij of zij individueel zal uitvoeren, naar gelang van zijn of haar
mogelijkheden en doelstellingen. Zo gaan de leerlingen vooruit op hun eigen,
individuele tempo.
3. Autonomie wordt aangemoedigd
Door zelf hun weekindeling
te maken, nemen de leerlingen op natuurlijke wijze de leiding over hun eigen
leven, ontwikkelen ze autonomie en dragen meer verantwoordelijkheid. Deze
grotere flexibiliteit moedigt hen aan om harder te werken. Ze krijgen de tijd
die nodig is om het werk te voltooien waar zij door gepassioneerd worden.
Tegelijkertijd stelt de onderwijzer schema's op die ervoor te zorgen dat ook
aan het officiële schoolprogramma wordt voldaan. Om de autonomie nog meer te
bevorderen, zijn er voor de verschillende vakken werkdossiers beschikbaar
zodat de leerlingen zichzelf kunnen corrigeren.
4. Er is veel samenwerking tussen gelijken
Samenwerking is
de kern van de Freinet pedagogie. Groepswerk wordt dus aangemoedigd, ongeacht
het onderwerp. De voordelen zijn talrijk: het oefenen van dialoog en
communicatie, het ontwikkelen van organisatorische vaardigheden, het aanleren
van respect en solidariteit, het trainen in autonomie en verantwoordelijkheid
nemen. De leerlingen zijn vrij om hun eigen werkgroepen te vormen. De
leerkracht zorgt ervoor dat de groepen heterogeen genoeg zijn om
peer learning (of samen leren) alle ruimte te geven.
5. Men kiest voor een coöperatieve klassenorganisatie
De
klas wordt georganiseerd op een coöperatieve manier, dus via samenwerken en
samen beslissen. De ochtendvergaderingen en de talrijke momenten van
collectieve uitwisseling maken het mogelijk afspraken op te stellen voor het
gemeenschappelijk leven, conflicten te regelen, projecten op te zetten, en het
werk te verdelen. Deze communicatie activiteiten ontwikkelen de
luistervaardigheid, de mondelinge vaardigheden en de opbouw van een kritische
geest. Vaak wordt in de klas een ideeënbus geplaatst om de dialoog aan te
moedigen.
6. De leraar is meer een begeleider dan een autoritair figuur
In het midden van de 20e eeuw, toen Célestin Freinet
experimenteerde met zijn alternatieve pedagogie, verdween ook het podium
vooraan in de klas waar de leraar vanuit de hoogte iedereen toesprak. De
leraar mag de klas niet domineren, maar dient op het niveau van de leerlingen
te staan. Gezag wordt niet langer als essentieel beschouwd voor de overdracht
van kennis. En onderwijs is niet langer gebaseerd op een hiërarchische
verhouding. De leraar is er om de kinderen te begeleiden en te coachen en hen
de middelen te geven om hun eigen kennis op te bouwen. Hij kan zelfs sommige
van zijn verantwoordelijkheden aan de leerlingen delegeren.
7. Het belang van vrije meningsuiting
Tekenen, schilderen,
schrijven, lezen, mondelinge of lichamelijke expressie... het gaat niet om het
kind een onderwerp of een model op te leggen. Het gaat er om dat de kinderen
hun eigen creatieve bronnen kunnen aanspreken en de onderwerpen of
gedachten/gevoelens kiezen die zij willen uitdrukken. Het opstellen van een
schoolkrant kan een instrument zijn voor vrije meningsuiting. Freinet vond een drukpers onmisbaar voor een school. Op Freinetscholen drukken de kinderen hun verhalen en maken muurkranten. Tegenwoordig wordt ook internet en e-mail ingezet. Ook lezingen en
conferenties, waarvan de thema's door de leerlingen worden gekozen, hebben hun
plaats in de Freinet-pedagogie.
8. Een evaluatie over de algemene vorming
Célestin Freinet
verliet het idee van eindevaluatie en examens, wat bij de traditionele scholen
vaak als het enige doel van het onderwijs wordt gezien. Evaluatie dient
vormend en stimulerend te zijn en de vorderingen van het kind naar waarde te
schatten. Een geïndividualiseerde follow-up maakt het mogelijk om de kennis en
bekwaamheden van het kind door middel van collectief of gepersonaliseerd werk
voor te stellen.
9. Enkele verschillen met de Montessori methode
De
Montessori methode is een andere bekende alternatieve pedagogie die in het
begin van de 20e eeuw ontstond. Freinet en Montessori hebben veel punten
gemeen. Het zijn actieve pedagogieën gericht op de ontwikkeling van autonomie,
het aanwakkeren van de nieuwsgierigheid, en het kind de drijvende kracht maken
van zijn eigen leerproces. Maar er zijn ook verschillen. Bij Montessori bouwt
het kind kennis op door te spelen. Freinet daarentegen is van mening dat het
leren een natuurlijk proces is wat actief wordt wanneer het kind een
persoonlijk werkplan kan opstellen en uitvoeren. Bij de Freinet methode leren
de kinderen vooral door samenwerking; ze 'voeden' zich aan elkaar. Bij
Montessori is het leren individueel en wordt gedaan met specifiek materiaal
wat ter beschikking wordt gesteld.
10. Een leerplek die ontworpen is om de samenwerking te bevorderen
De ruimtelijke organisatie van een klaslokaal hangt nauw samen
met de toegepaste pedagogie. Voor een Freinet pedagogie wordt de klas meestal
verdeeld in 4 gebieden. Een eerste zone is de coöperatieve werkruimte die
wordt gebruikt voor groepsprojecten. Het is ingedeeld in eilanden en voorzien
van materiaal voor wetenschappen, knutselen en creatieve activiteiten. In een
tweede zone kunnen de leerlingen samenkomen als volledige klas (zonder
klasbanken in rijen en de leraar vooraan). De kinderen zitten tegenover elkaar
waardoor ze makkelijker kunnen communiceren tijdens de dagelijkse groepstijd.
De derde zone dient voor onderzoek, informatie opslag en dataverwerking.
Uitgerust met computers en meubilair om informatiebrochures, zelfcorrigerende
kaarten en andere hulpmiddelen te bewaren die bedoeld zijn om het zelfstandig
leren te stimuleren. De laatste zone is de klasbibliotheek en bevat romans,
albums en verhalen, afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen. De
klasruimte is gestructureerd om de circulatie te vergemakkelijken. De
inrichting en de keuze van het meubilair zijn bedoeld om een vriendelijke
sfeer te scheppen, die bijdraagt aan het plezier om naar school te gaan en te
leren.
Invarianten
Freinet formuleerde 32 pedagogische principes ofwel invarianten
die aan de basis liggen van de Freinet pedagogie. Leerkrachten en scholen
gebruiken deze basisprincipes bij het inrichten van het educatief programma en
bij de reflectie op de pedagogie. Je kunt ze hier uitgebreid nalezen samen met
de uitstekende richtlijnen die daaruit volgen:
invarianten en hun toepassing.
# 01. Het kind en de volwassene zijn gelijk van aard.
# 02. Groter zijn betekent niet noodzakelijk superieur zijn.
# 03. Het gedrag van
een kind op school toont aan hoe het kind zich fysiek en emotioneel voelt.
# 04. Autoritaire bevelen wekken weerstand. Niemand werkt graag op bevel.
# 05. Niemand heeft graag nutteloze afspraken.
# 06. Niemand houdt ervan om in de pas te lopen, want in de pas lopen is passief gehoorzamen
aan een bevel van buitenaf.
# 07. Niemand wordt graag gedwongen om een bepaalde
taak uit te voeren. Het is de
dwang die verlammend werkt. Zelfgekozen bezigheden geven meer voldoening,
zelfs al zijn die soms moeilijker dan de opgelegde.
# 08. Niemand werkt graag
zonder te weten waartoe zijn inspanning dient, en zonder over het te bereiken doel te kunnen mee beslissen. Iedereen kiest graag zijn werk.
# 09. We moeten
werkmogelijkheden aanbieden waarvoor kinderen gemotiveerd zijn.
# 10. Geen
schools gedreun.
# 11. Ieder mens wil slagen. Mislukking remt en breekt het
enthousiasme.
# 12. Het werk, niet het spel is de natuurlijke bezigheid van
het kind.
# 13. De normale manier om kennis te vergaren is niet door
observatie, verklaring en demonstratie maar door experimenteel vallen en
opstaan. Experimenteren en zoeken zijn de natuurlijke en universele wegen tot
het verwerven van kennis.
# 14. Het geheugen heeft slechts waarde wanneer het
het experimenteel zoeken dient en zo werkelijk in dienst staat van het
leven.
# 15. Kennis verwerven over onderwerpen (taal, wiskunde, wetenschap,
kunst,...) gebeurt niet door het bestuderen van regels en wetten maar door
ervaring. Deze regels en wetten eerst bestuderen, is het paard achter de wagen
spannen. Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring, waarneming
en onderzoek. Zo niet zijn het waardeloze formules.
# 16. Intelligentie is
geen gave die alleen op eigen kracht teert, onafhankelijk van de andere vitale
elementen in het individu.
# 17. De school cultiveert geen abstracte vorm van
intelligentie die zich ver van de levende werkelijkheid bevindt en zich voedt
met woorden en ideeën vastgelegd door het geheugen.
# 18. Een kind luistert
niet graag naar ex cathedra lessen (doceren op belerende toon).
# 19. Het
kind wordt niet moe van werk te doen dat aansluit bij zijn leven, dat
functioneel voor hem is.
# 20. Niemand, noch het kind noch de volwassene,
houden van controle en straf, die altijd worden gezien als een aantasting van
hun waardigheid, vooral wanneer zij in het openbaar worden uitgevoerd.
# 21. Cijfers en klasseringen zijn altijd fout.
# 22. Praat zo weinig mogelijk.
# 23. Kinderen houden niet van kuddewerk. Ze verkiezen individueel werk of
groepswerk binnen een eigen werkgemeenschap.
# 24. Orde en discipline zijn
noodzakelijk in de klas.
# 25. Straffen zijn altijd fout. Zij zijn
vernederend voor iedereen en bereiken nooit het beoogde doel. Ze zijn
hoogstens een noodoplossing en lapmiddel.
# 26. Het nieuwe schoolleven
veronderstelt een schoolcoöperatie, d.w.z. het beheer van het leven en het
werk in de klas wordt door de deelnemers zelf georganiseerd, de leerkracht
inbegrepen.
# 27. Overbevolkte klassen zijn pedagogisch altijd fout.
# 28. Grote schoolcomplexen leiden tot het anoniem naast elkaar leven van
leerkrachten en leerlingen. Ze belemmeren de opvoeding en zijn dus fout.
# 29. De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. Een
autoritair schoolregime kan geen democratische burgers vormen.
# 30. Men kan
alleen met waardigheid opvoeden. Respect voor de kinderen, die respect moeten
hebben voor hun leerkrachten, is een van de eerste voorwaarden voor de
vernieuwing van de school.
# 31. De pedagogische vernieuwing is een
element van de maatschappijvernieuwing; de reactie ertegen is evenzeer een
element van sociale en politieke reactie en is niet te vermijden. Om
vooruit te komen, moet men geloven in het leven, in een toekomst voor
iedereen.
# 32. Een hoopvolle en optimistische kijk op het leven rechtvaardigt de beproevingen en maakt het handelen authentiek.
°
Vereniging voor Freinet pedagogie
°
Freinetbeweging
°
Freinetscholen in Vlaanderen
°
Freinetscholen in Nederland
° John Taylor Gatto
° Bosklassen
° Unschooling
° Natuurschool
° Kids' skills
° Wildschooling
° Democratisch onderwijs (Sudbury model)
° Charlotte Mason (Liberaal model)
° Maria Montessori
° Célestin Freinet
° Rudolf Steiner
° Vrije Educatie Info
Geen opmerkingen
Een reactie posten