13/06/2021

Maria Montessori


Maria Montessori (1870-1952) was een Italiaanse pedagoog en de eerste vrouwelijke arts in Italië. De kern van haar pedagogie is samen te vatten in één zin: 'Leer mij en help mij om het zelf te doen'. Wat in feite betekent dat het kind zichzelf leidt naar volwassenheid en daarbij wordt ondersteund door de begeleiders. Elk kind heeft een aangeboren drang tot zelfontwikkeling. Educatie heeft tot doel om de behoeften van het kind te onderkennen en daarop in te spelen door de juiste omgeving en materialen aan te bieden. De cruciale vraag is: 'Hoe hou je het innerlijke vlammetje van nieuwsgierigheid en creativiteit in een kind brandend tot aan het volwassen leven?' Belangrijk daarbij is observatie. De begeleider observeert het kind en leert het kind echt kennen. Waar toont het interesse in? Wat heeft een kind echt nodig? De klasjes (of de thuisomgeving) zijn mooi, vol natuurlijke materialen, aangepast aan de kinderen en bieden een stimulerende omgeving. Spelen wordt gezien als een belangrijke factor, spelen is de manier waarop kinderen leren en 'werken' aan hun eigen ontwikkeling. Het persoonlijk contact tussen begeleider en kind speelt een belangrijke rol, er moet een vertrouwelijke en vriendelijke sfeer zijn. Enkele kenmerken van Montessori educatie.

° Gevoelige periode

Elk kind is actief, nieuwsgierig en leergierig en heeft een aangeboren drang om zich te ontwikkelen. Die ontwikkeling verloopt in verschillende fasen met telkens specifieke leergebieden. Het kind kan zich binnen dat ontwikkelingsgebied en tijdens die tijdsfase heel intensief ontwikkelen. Dit noemt men een 'gevoelige periode' en de leerkrachten maken er maximaal gebruik van. Zij bieden in elke fase specifieke materialen en een passende leeromgeving aan.

 ° Voorbereide omgeving
Alle klassen zijn doelbewust ingericht als een voedende werkomgeving voor een bepaalde leeftijdscategorie. Daarin zijn weloverwogen prikkels aanwezig, die het kind uitdagen om dingen aan te pakken en uit te proberen. De leeromgeving moet voortdurend blijven prikkelen en uitdagen waardoor de werkomgeving en de beschikbare materialen gedurende het jaar regelmatig veranderen.

° Vrijheid
Er is veel vrijheid binnen een bepaalde begrenzing. Er worden diverse activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld tijdens individuele lesjes of groepslessen. Daarnaast hebben leerlingen alle vrijheid om zelf te bepalen met welke materialen en leermiddelen ze werken, en wanneer ze dat doen en hoe lang. De leerkracht observeert wel voortdurend de keuze van de leerlingen. Als een kind (te) eenzijdig kiest en daardoor niet zijn eigen capaciteiten en mogelijkheden ten volle ontwikkelt, kan bijsturing plaatsvinden.

° Heterogene groepen
In een klas zitten kinderen met verschillende leeftijden bij elkaar. Hierdoor kunnen zij van elkaar leren en elkaar helpen. Montessori scholen hebben drie bouwen: onderbouw (4-6 jaar), middenbouw (6-9 jaar) en bovenbouw (9-12 jaar).

° Materialen
Men gebruikt veel duurzame materialen, die oorspronkelijk door Maria Montessori zijn ontwikkeld. In al het materiaal staat één eigenschap centraal. Wanneer een kind bijvoorbeeld met een bepaald materiaal optelsommen maakt, wordt er niet ook nog eens een beroep gedaan op andere vaardigheden. Kinderen kiezen aan het begin van de dag het materiaal waarmee ze die dag willen werken. Dat doen ze soms individueel, soms in kleine groepjes. Gedurende de dag observeert de leerkracht hun activiteiten. Als die vindt dat een kind behoefte heeft aan specifiek materiaal of aan begeleiding dan wordt dat voorzien.

° Zelfcorrectie
Veel leermiddelen en ontwikkelingsmaterialen bevatten de mogelijkheid van ‘controle van de fout’. Dat wil zeggen: als een leerling een fout maakt, merkt hij dat direct. Hij heeft geen volwassene nodig om hem op zijn fout te wijzen (iets wat het zelfvertrouwen kan schaden). Het kind leert van zijn eigen fouten. Ook corrigeren de leerlingen vaak hun eigen werk, bijvoorbeeld met behulp van een antwoordkaartblad. 



Geen opmerkingen

Een reactie posten

© Anastha Aurora
Maira Gall